Posts tagged Denken

Zonder avontuur geen vuur

Ik heb het overwogen. Ik heb erover nagedacht ermee te stoppen, echt waar. Gewoon de boel de boel te laten, er niet meer naar om te kijken, het hele rataplan te verwijderen. Uit de lucht ermee, laten gaan die website. Volgens Niels neem ik het ook allemaal veel te serieus. Ben ik veel te veel bezig met anderen, met mijn lezers, met jullie. En misschien heeft-ie ook wel gelijk. Maar potverdorie, ik heb die journalistiekopleiding toch niet voor niets afgerond? Ik ben toch niet voor niets in de bladenwereld gerold? Dit zou het toch zijn? Ik met mijn pen? Eén met mijn laptop? Ik bedoel, laten we eerlijk zijn, wat waren mijn opties? Urenlang bracht ik samen met heit door in de studeerkamer. Optellen, aftrekken, verhaaltjessommen, formules. Ik bakte er niets van. Economie vond ik doodvermoeiend. “Bijzonder zeg, heel abstract. Wat is het precies?” hoor ik mijn docent handvaardigheid nog zeggen over het portret van mijn klasgenoot. Ik sprak foutloot fonetisch Frans. Daar is het ook bij gebleven. Maatschappijleer was een ware uitputtingsslag. Sorry meneer Visser, dat ik tijdens uw schei- en natuurkundelessen spijbelde. Biologie misschien? Ehm, lees vooral door. Continue reading

Twee flutbackpackers op reis

“Tja, dat is de charme van backpacken”, hoor ik mezelf nog zeggen. Ha, wat een grap. Stoere praatjes vullen geen gaatjes. Noch backpacks. Dus daar zat ik, tussen een hoop broekjes en shirtjes en truien en sokken. ‘Es even kijken, kleding die geschikt is voor 5 en 35 graden. Makkie, toch? Niels keek toe vanaf een stoel die hij speciaal voor de gelegenheid had geïnstalleerd, en nam de regels nogmaals door: “Maximaal vijf t-shirts, twee korte broeken en één warme trui”, somde-ie op. Zijn wijsvinger bungelde streng in de lucht. Ik moest stiekem een beetje gniffelen, maar Niels gezicht bleef strak in de plooi. Eén grijze, twee witte en twee zwarte shirts legde ik apart. “Wat een vrolijke vakantiekleuren hè”, riep ik gekscherend. Niels bleef strak in zijn rol. Maar toen-ie even niet oplette, propte ik snel nog een shirt met bloemetjes en een kek luipaardjurkje onder de stapel. “Wat is dit?” riep Niels plots vinnig toen we bij de slipjesafdeling beland waren. “Ga je een modeshow lopen? Je komt er toch niet om mooi te zijn?” Boos slingerde ik het jurkje door de kamer. “Ik mag ook helemaal niks”, riep ik, waarna ik onder luid gekrijs op de grond ging liggen en driftig om me heen sloeg en schopte.  Continue reading

Het zit erop

“Pff, wat ben ik hier klaar mee”, verzucht Niels. De wekkerradio op het nachtkastje geeft 03.21 weer. Daar liggen we, tussen de dozen. Starend naar het plafond. De lamp zwiept langzaam heen-en-weer; de tandenborstels wippen ritmisch in het bekertje op-en-neer. De veertig vierkante meter boven ons lijkt tot minibouwbedrijf te zijn omgedoopt. Er wordt gezaagd, getimmerd, geboord en geschuurd. Afgewisseld met een gil van blijdschap – “Wow, die schroef zit perfect!” zo stel ik me voor – en hard gevloek – “Kut, spijker in m’n duim”. Wat er precies gezegd en gedaan wordt, weet ik niet. Daarvoor staat de achtergrondmuziek te luid. Maar ik heb zo mijn vermoedens. Een megagroot prinsessenbed, zo een die ik vroeger altijd wilde. Of een enorm doolhof speciaal voor cavia’s (Sara zou het gelukkigste knaagdier ter wereld zijn). Een thuisbioscoop inclusief popcornsysteem. Of een glijbaan, zodat onze buurman op z’n gemakje naar beneden kan roetsjen. En dan ook een lift, bedenk ik me zo. Zodat-ie nooit meer boodschappen omhoog hoeft te tillen. Hoewel, ik heb ‘m nog nooit boodschappen zien doen. Eet die jongen eigenlijk wel? Hij ziet er wel altijd wat pips uit. Ook niet zo gek, als je in het holst van de nacht je slag slaat. Letterlijk. Wacht, ik dwaal af. Continue reading

Een ritje in de achtbaan

“Ja, ik doe voorzichtig.” “Nee, ik stap niet zomaar in een vreemde auto”. “Jahaa, ik stuur een berichtje als ik aangekomen ben.” Voorzichtig ontworstelde ik mezelf uit mijn moeders’ omhelzing. “Nou, nu echt doei hoor!” Daar ging ik, heit en mem’s lytse famke naar de andere kant van de wereld. Toen ik voor de laatste keer omkeek, zag ik mijn vader verwoed in zijn ogen wrijven; mijn moeder snotterde in haar zakdoek. “‘Als dat maar goed komt’, was het enige dat we konden denken”, vertelden mijn ouders later. “Als ze maar weer thuiskomt.” En dat begreep ik ook. Ik was tenslotte niet gelukkig geweest voordat ik naar Vietnam vertrok. Sterker nog, ik was een grote brok verdriet geweest. Een berg angst. Een hoop radeloosheid. Eén grote chaos. Continue reading