Ik houd mijn spreekbeurt over…

Het is veel te laat, ik weet het. Maar sorry. Sorry groep 6 van basisschool De Oanrin voor die ietwat langdradige spreekbeurt veertien jaar geleden. Slaapverwekkend was-ie misschien. Een beetje raar ook. Oké oké, misschien zelfs saai. Nee, neem dan die spreekbeurt over de brandweer, inclusief een bezoekje van een volledig in pak gehulde brandweerman slash vader. Of die beurt over hamsters, waarbij Hammetje of Hummeltje (ik weet ‘t niet meer precies) enthousiast door het klaslokaal rende in zijn bol. En die keer dat er een Friese hengst van een toekomstige paardenhandelaar over het schoolplein galoppeerde. Nee, je hebt gelijk: dat waren nog eens spreekbeurten. Ik had onze Poekie thuisgelaten, was niet opgegroeid op een boerderij, had geen vader met een superstoer beroep. Ik deed het met een zelfgeknutselde collage die ik met plakbandjes op het bord gehangen had. Met daarboven in grote letters geschreven ‘Rocamadour’. En ik was zo trots als een pauw. Continue reading

Onder de zomerzon in de winterwind

Daar stonden we, in de vroege ochtend. Hippend van het ene op het andere been, onze handen warm wrijvend. “Jemig, deze temperaturen zijn we niet meer gewend”, mompelde Niels slaperig, waarbij kleine dampwolkjes uit zijn mond kringelden. Na een vlucht van in totaal zeventien uur, waren we in Argentinië aangekomen – het beginpunt van onze reis. Tijdens de rit naar ons hostel probeerden we zoveel mogelijk indrukken op te vangen. De tropische palmbomen die door de ijzig koude mist prikten en de prille ochtendzon die over de pleinen met kinderkopjes viel. De enorme flats in de verte en chique palacios waar de ambassades, regeringslui en andere hoge piefen zitten. De brede straten met knipperende neonlampen van vierentwintiguurs kioskjes en de straatverkopers en schoenpoetsers op de hoek. De elektriciteitsdraden die als web over de stad geweven waren en overal die bussen en taxi’s en trams en mensen. Zoveel mensen. Jep, we waren in de stad. Bienvenido a Buenos Aires! Continue reading

Twee flutbackpackers op reis

“Tja, dat is de charme van backpacken”, hoor ik mezelf nog zeggen. Ha, wat een grap. Stoere praatjes vullen geen gaatjes. Noch backpacks. Dus daar zat ik, tussen een hoop broekjes en shirtjes en truien en sokken. ‘Es even kijken, kleding die geschikt is voor 5 en 35 graden. Makkie, toch? Niels keek toe vanaf een stoel die hij speciaal voor de gelegenheid had geïnstalleerd, en nam de regels nogmaals door: “Maximaal vijf t-shirts, twee korte broeken en één warme trui”, somde-ie op. Zijn wijsvinger bungelde streng in de lucht. Ik moest stiekem een beetje gniffelen, maar Niels gezicht bleef strak in de plooi. Eén grijze, twee witte en twee zwarte shirts legde ik apart. “Wat een vrolijke vakantiekleuren hè”, riep ik gekscherend. Niels bleef strak in zijn rol. Maar toen-ie even niet oplette, propte ik snel nog een shirt met bloemetjes en een kek luipaardjurkje onder de stapel. “Wat is dit?” riep Niels plots vinnig toen we bij de slipjesafdeling beland waren. “Ga je een modeshow lopen? Je komt er toch niet om mooi te zijn?” Boos slingerde ik het jurkje door de kamer. “Ik mag ook helemaal niks”, riep ik, waarna ik onder luid gekrijs op de grond ging liggen en driftig om me heen sloeg en schopte.  Continue reading

Het zit erop

“Pff, wat ben ik hier klaar mee”, verzucht Niels. De wekkerradio op het nachtkastje geeft 03.21 weer. Daar liggen we, tussen de dozen. Starend naar het plafond. De lamp zwiept langzaam heen-en-weer; de tandenborstels wippen ritmisch in het bekertje op-en-neer. De veertig vierkante meter boven ons lijkt tot minibouwbedrijf te zijn omgedoopt. Er wordt gezaagd, getimmerd, geboord en geschuurd. Afgewisseld met een gil van blijdschap – “Wow, die schroef zit perfect!” zo stel ik me voor – en hard gevloek – “Kut, spijker in m’n duim”. Wat er precies gezegd en gedaan wordt, weet ik niet. Daarvoor staat de achtergrondmuziek te luid. Maar ik heb zo mijn vermoedens. Een megagroot prinsessenbed, zo een die ik vroeger altijd wilde. Of een enorm doolhof speciaal voor cavia’s (Sara zou het gelukkigste knaagdier ter wereld zijn). Een thuisbioscoop inclusief popcornsysteem. Of een glijbaan, zodat onze buurman op z’n gemakje naar beneden kan roetsjen. En dan ook een lift, bedenk ik me zo. Zodat-ie nooit meer boodschappen omhoog hoeft te tillen. Hoewel, ik heb ‘m nog nooit boodschappen zien doen. Eet die jongen eigenlijk wel? Hij ziet er wel altijd wat pips uit. Ook niet zo gek, als je in het holst van de nacht je slag slaat. Letterlijk. Wacht, ik dwaal af. Continue reading

Een ritje in de achtbaan

“Ja, ik doe voorzichtig.” “Nee, ik stap niet zomaar in een vreemde auto”. “Jahaa, ik stuur een berichtje als ik aangekomen ben.” Voorzichtig ontworstelde ik mezelf uit mijn moeders’ omhelzing. “Nou, nu echt doei hoor!” Daar ging ik, heit en mem’s lytse famke naar de andere kant van de wereld. Toen ik voor de laatste keer omkeek, zag ik mijn vader verwoed in zijn ogen wrijven; mijn moeder snotterde in haar zakdoek. “‘Als dat maar goed komt’, was het enige dat we konden denken”, vertelden mijn ouders later. “Als ze maar weer thuiskomt.” En dat begreep ik ook. Ik was tenslotte niet gelukkig geweest voordat ik naar Vietnam vertrok. Sterker nog, ik was een grote brok verdriet geweest. Een berg angst. Een hoop radeloosheid. Eén grote chaos. Continue reading