Ik houd mijn spreekbeurt over…

Het is veel te laat, ik weet het. Maar sorry. Sorry groep 6 van basisschool De Oanrin voor die ietwat langdradige spreekbeurt veertien jaar geleden. Slaapverwekkend was-ie misschien. Een beetje raar ook. Oké oké, misschien zelfs saai. Nee, neem dan die spreekbeurt over de brandweer, inclusief een bezoekje van een volledig in pak gehulde brandweerman slash vader. Of die beurt over hamsters, waarbij Hammetje of Hummeltje (ik weet ‘t niet meer precies) enthousiast door het klaslokaal rende in zijn bol. En die keer dat er een Friese hengst van een toekomstige paardenhandelaar over het schoolplein galoppeerde. Nee, je hebt gelijk: dat waren nog eens spreekbeurten. Ik had onze Poekie thuisgelaten, was niet opgegroeid op een boerderij, had geen vader met een superstoer beroep. Ik deed het met een zelfgeknutselde collage die ik met plakbandjes op het bord gehangen had. Met daarboven in grote letters geschreven ‘Rocamadour’. En ik was zo trots als een pauw.

Die zomer waren we afgereisd naar de Dordogne. Met een auto stampvol badmintonrackets, blikjes smack, puzzelboekjes, zwemflippers, een zak aardappelen, jeu de boules-ballen en meer. Elke ochtend, na de chocoladecroissantjes en stokbroodjes brie, kwam de kaart op tafel. Met de leesbril op het puntje van zijn neus, stippelde heit de route uit. Dit keer zette-ie een cirkeltje om Rocamadour, een wereldberoemd bedevaartsoord met prachtige kapelletjes en een wonderlijk kerkje, zagen we op de plaatjes. “Niet weer zo’n geschiedenisding, hè,” zuchtte mijn broer. Maar heit zorgde altijd voor de perfecte balans tussen chillen met die billen en cultuur voor ‘t avontuur. Dus, daar gingen we.

Weet je, eigenlijk kan ik me helemaal niet zo heel veel meer herinneren van ons tripje naar Rocamadour. Alleen dat er ontelbaar veel trappen waren, die pelgrims op hun knieën beklommen. En het beeldje van de zwarte madonna, waar een vuurzee van kaarsjes voor uitgestald was. Maar wat ik me vooral herinner is een gevoel. Ik heb gezocht naar woorden om dat gevoel te beschrijven, maar ik kan ze niet vinden. Ik voelde me zo nederig en klein. Zo weerloos en overweldigd. Zo stil, zo onder de indruk, zo overvallen. Het was alles overstijgend. Alsof ik verdween in de schoonheid, alles om me heen verloor, één werd met dat wat ik zag.

Vorige week overviel me dat gevoel weer. Samen met Niels keek ik naar het overdonderende geweld voor me. Het bulderende water, de regenboog in helder rood en geel en groen en blauw, de palmbladeren die zacht heen-en-weer zwiepten, de vogels die boven ons dansten, de vlinders in kleuren waarvan ik de naam niet weet. “Dit is het, hè”, schreeuwde Niels boven het natuurgeweld uit. Ja, dit was het. De watervallen van de Iguazú.

Oorverdovend gedonder van het water

Even een snelle blik op Wikipedia (dat doe je tenslotte als eerste als je een spreekbeurt maakt): de naam Iguazú betekent in de indianentaal Guaraní ‘groot water’. De legende van dit indianenvolk vertelt dat de maagd Naipi uitverkoren was om met de god M’Moy te trouwen. Of eigenlijk: geofferd te worden aan de goddelijke waterslang. Maar tot grote schrik werd Naipi verliefd op de indiaan Tarobá. En, je gelooft het of niet, hij ook op haar. Het liefdeskoppel besloot er samen vandoor te gaan met een kano over de rivier. Maar M’Moy wilde een blauwtje voorkomen en liet ’t er niet bij zitten. Met een enorme slang zette hij de achtervolging in. Op de plek waar hij de tortelduifjes vond, boorde hij de slang in de grond, waardoor een grote afgrond ontstond. Hij veranderde Naipi in een steen die vandaag de dag nog steeds door de cataratas zou slingeren. Haar geliefde veranderde in een palmboom aan de overkant. Naipi en haar droomman werden gedoemd elkaar tot in de eeuwigheid te aanschouwen, zonder elkaar ooit aan te kunnen raken. 

Her en der een klein stroompje, recht de jungle in

Tragisch… en magisch. Zoals hoort bij deze watervallen die de grens vormen tussen Brazilië en Argentinië. “Poor Niagara!” Zou Eleanor Roosevelt ooit gezegd hebben, toen ze een bezoek bracht aan de watervallen. Ja, ze zijn groot. Nee, wacht. Ze zijn enorm. Groter dan Niagara Falls. Meer dan tweeënhalve kilometer breed, verder dan je kijken kunt. Op z’n hoogtepunt stort er elke seconde 6,5 miljoen liter water de diepte in. En het allermooiste van alles: wat kun je ze prachtig bekijken. 

Onder de palmpracht

De eerste dag bezochten we Nationaal Park Iguazú vanaf de Argentijnse kant. Als twee dolle, kleine kinderen renden we door het park. Achtervolgd door coati’s, die blijkbaar net zo van koekjes houden als ik. Overal dat gedender. Overal die vlinders. Overal die vreemde papegaaiachtige vogels met lange rode staarten. We vielen van de ene ‘aah’ in de andere ‘ooh’. Maar er was bovenal stilte. Gewoon kijken en stil zijn. Soms elkaar even knijpen, om elkaar eraan te herinneren dat het echt was. Elk uitzichtpunt was weer anders, iedere regenboog uniek, de ene tropische plant nog mooier dan de andere. Ach, je moet het zien. Je moet het voelen. Ja, voelen vooral.

Zou een van deze jongens Tarobá zijn?

Ik zocht en zocht en typte veel te veel woorden, maar de juiste kon ik niet vinden. Dus sorry. Sorry alvast voor deze ietwat langdradige spreekwoord. Onsamenhangend was-ie misschien. Een beetje veel ook. Oké, oké, misschien zelfs te theatraal. Maar ik kan het niet helpen. De enige manier om deze magische plek te ‘delen’, is om het zelf te aanschouwen. Heb jij je tas al gepakt?

Wat een kleurenpracht…

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *