Een beetje meer Mark graag

We ontmoetten Mark zo’n half jaar geleden in het Boliviaanse jungledorpje Samaipata. Na wat geslenter langs winkeltjes, bergen en landerijen, waren we hongerig in een klein restaurantje gestrand. Met een grote tuin waar een kaketoe de boel uitmaakte en wonderschone vlinders zich te goed deden aan de honderden gekleurde bloemen. Hij zat in zijn hemd in de warme lentezon, diep weggedoken in zijn boek. Tot-ie ons hoorde. “Ha Nederlanders”, wuifde hij. “Wat een paradijsje hè,” stak-ie van wal. “Tja, ik had eigenlijk allang verder moeten reizen. Maar het is hier zo fijn! Wist je dat je hier ook kunt overnachten? En ‘t kost niets!” We raakten aan de praat en voordat we er erg in hadden, bungelde de zon nog maar net boven de horizon. De vijfenveertigjarige Zeeuw vertelde dat-ie meer had gereisd dan thuis was geweest. We droomden weg bij zijn verhalen over Tasmanië, over IJsland, Mongolië, Canada. O heus, hij was best eens eenzaam. Had ook graag een vriendin gewild en had ‘t thuis ook wel eens geprobeerd. Maar als er van ‘m werd verwacht dat-ie het reizen zou opgeven, begon het te wringen. Dat kon Mark niet. Dit was zijn leven. Zijn backpack, ‘een oudje’, van een merk dat ik me vaag kon herinneren uit mijn kindertijd, was zijn grootste liefde. Zo’n bruine, in houtje-touwtje-stijl, met meer boeken dan kleding. Internet had-ie niet; zijn mobieltje gebruikte hij alleen in noodgevallen. “Maar hoe heb je deze prachtige plek dan gevonden?” vroeg Niels verwonderd. Mark gaf een tikje op zijn reisbijbel. De verkleurde kaft was gescheurd en de bladzijden zagen geelachtig. Her en der een vouw, een geeltje, een koffievlek, een ring van een wijnglas. “Uit 2004, maar kan nog best.” Diezelfde nacht nog verruilden we ons oude stek voor de tovertuin met de kaketoe. Een heerlijk hotel waar we, net zoals Mark, uiteindelijk veel te lang bleven hangen. 

Fotomodel tussen de bloemen

 

Ik benijdde Mark een beetje, die met zijn Lonely Planet, een stapel leesboeken en misschien drie onderbroeken, twee t-shirts een korte- en een lange broek de wereld rondreisde. Zoals vroeger, zoals ‘t backpacken ooit ontstaan en bedacht is. Want hoe avontuurlijk onze reis ook lijkt, backpacken zoals in the old days is er niet meer bij. Bij de vraag ‘Wat eten we vanavond?’ slinger ik automatisch TripAdvisor tevoorschijn en voor het hostel van morgen werp ik een blik op Booking. Geen werk aan, dat backpacken.

Cowboys op het Plaza van Jérico

 

Toch hebben we besloten de volgende reis ‘op z’n Marks’ te gaan. Oké oké, misschien niet helemáál, maar een beetje van beide. Een beetje reisapps, een beetje traditioneel. Want geloof het of niet, het internet is niet altijd onze beste vriend geweest. We konden er niet altijd van op aan, TripAdvisor en Booking. Misschien omdat het over ‘t algemeen toch een specifiek type publiek is dat de boel beoordeeld. “Hebben ze hier ook nog normáál eten”, zuchtte Niels als we weer eens in een hippe vegan tent beland waren met bruinebonenbrownies en bloemkoolbroodjes. Tja, dit was nou eenmaal de nummer één op TripAdvisor.

Hoe de avond viel over onze privétuin

 

Of die keer dat we afreisden naar het piepklein dorpje Jérico, zo’n vier uur vanaf Medellin. Ik had koorts, een vreemd kucheltje en ‘t snot leek bijna uit mijn hoofd te exploderen. Godzijdank hadden we nog een plekje kunnen bemachtigen in de nummer één van Jérico. Een klein hosteltje, in kekke kleuren geschilderd en pal tegen een oude kathedraal aan gebouwd. Een bonte, gezellige bedoeling met, zo leek het op de foto’s, een schitterende buitenplaats en hippe kamers. Ik kon niet wachten om lekker in een warm nest te duiken en te verdwijnen onder ‘t dekbed. 

Het dorpsplein in de lentezon

 

Die duik had me zomaar eens fataal kunnen worden. Het bed was namelijk zo hard dat ik zelfs een straathond uit het dorp er niet op zou willen laten slapen. Niets bleek te zijn wat we verwacht en gehoopt hadden. Ja, de kekke kleurtjes waren er en de oude kathedraal waarvan de klokken meermaals daags door ‘t hostel schalden. Maar de kamer leek meer op een kleine kelder of gevangenis dan, eh, dan tja, een kamer. Het was er muf en vies. De muren bladerden en er waren geen ramen. Op het bed lag een smoezelig bloemetjeslaken waar de vochtige schimmelgeur van de kamer ingekropen was. De kamer was een hok, een schuur, geschikt voor drie schapen, een handvol kippen of een shetlandpony. En ik jankte natte snottranen. 

De slingerende weg naar ons paradijs

 

Na een slapeloze nacht, stampte Niels in ‘t vroege ochtendlicht de kamer uit. Na twee tellen was-ie terug met het bericht dat we waren uitgecheckt en de boel zo snel mogelijk zouden verlaten. Wild propte hij zijn trui in zijn backpack. “Maar we hebben twee nachten geboekt… En waar moeten we dan heen?” stamelde ik. Niels haalde zijn schouders op. “We vinden wel wat en anders reizen we verder.” Dat we dat laatste niet gedaan hebben, daar zullen we onszelf eeuwig dankbaar voor zijn. We vonden een hostel dat nog geen recensies had, maar wat er goed uitzag. We waagden de gok en sprongen met onze backpacks in een tuktuk die dwars door het groen slingerde, stuiterend over de oude kinderkopjes. Uiteindelijk bereikten we een lange oprijlaan en even stokte mijn adem. Het pad was aan beide kanten omringd door enorme palmbomen die de coulissen van een toverachtige toneel vormden. In de verte, hoog op het podium, een klein boerderijtje. De finca was in traditionele kleuren geschilderd, met rondom een veranda. Vanaf daar had je een oogverblindend uitzicht op de bergen en de landerijen die het hostel omringden. Een kudde koeien keek even op toen de tuktuk langs hobbelde, maar graasde daarna rustig ver. Witte reigers op hun rug die zich op hun gemakje mee lieten voeren. Tussen de palmbomen waren hangmatten bevestigd, onder een mandarijnenboom stond een bankje, de hond drentelde vrolijk om ons heen – blij met eindelijk eens wat vertier. We waren alleen, de enige gasten in het hostel, en de eigenaar, tevens cowboy, kon zijn geluk niet op.

Die ene finca in Jérico werd een van de mooiste plekjes van onze hele reis. Een grote verrassing – mooier nog dan Marks’ jungletuin in Samaipata – een verborgen schat. Zoals het hele dorpje Jérico, bleek later toen we op ontdekkingstocht gingen. De wijzers van de klok waren blijven hangen op, pak ‘m beet, jaartje 1783 in dit dorp. Twee cowboys te paard liftten vriendelijk hun hoed op toen we ze passeerden. Een pilsje in de ene hand, de teugels in de andere, een sigaret losjes tussen hun lippen. Op iedere straathoek een café, waar cowboys met de VUT de laatste dorpsnieuwtjes verspreidden en van hun Aguila’s nipten. De oude drogisterij, in warme groentinten met zachtroze luiken, deed me denken aan een foto uit mijn beppe’s album. Voor de deur een oude koets waar een paard onrustig voor stond te trappelen. Overal gitaren, overal muziek, uit iedere kroeg, uit elk café. Wat we daar deden? Zitten, met een ijskoud drankje in een warm lentezonnetje, zien hoe het verleden langzaam aan ons voorbij trok. Het was een beetje alsof een droom.

Wat wil een mens nog meer?

 

“Una noche mas?” vroegen we diezelfde dag aan onze eigen cowboy. Beide bungelden we in een hangmat, terwijl de warme zon de bergen, landerijen en koeien oranje kleurde. Onze cowboy vertelde over het dorp, de historie van zijn finca, de uitgestrektheid van het landschap. Het was fijn zo met zijn drieën. En zonder dat ik er erg in had, verdween de koorts en verkoudheid. Uiteindelijk bleven we nog een nacht extra. En nog één. En nog één. Jérico veroverde ons hart en was misschien wel een van de mooiste verrassingen van onze reis. Maar het was ons eigen privéparadijs dat de ervaring onvergetelijk maakte. Geen nummer één, geen plek waar alle bloggers lyrisch over waren, geen hostel dat in alle gidsen beschreven stond. Alleen in de Lonely Planet, misschien. Dat had die bofkont van een Mark dan weer geweten, hè. Een wijze les voor onze volgende reis: een beetje meer Mark, een beetje meer avontuur. Dan komen die verrassingen vanzelf!

Het stokoude kabelbaantje waarmee we van de ene naar de andere kant slingerden

2 Comments Een beetje meer Mark graag

  1. wikje april 11, 2019 at 6:05 pm

    Ik zie het voor me. Zou ook graag een kijkje willen nemen. En nu weer in het koude, ja hele koude Nederland. Weer snottebellen en een kuchje misschien?!

    Reply
  2. Wytske april 13, 2019 at 8:11 pm

    Muchas noches para mi en el paraiso y con el cowboy en Jérico.

    Reply

Leave A Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *