Een beetje meer Mark graag

We ontmoetten Mark zo’n half jaar geleden in het Boliviaanse jungledorpje Samaipata. Na wat geslenter langs winkeltjes, bergen en landerijen, waren we hongerig in een klein restaurantje gestrand. Met een grote tuin waar een kaketoe de boel uitmaakte en wonderschone vlinders zich te goed deden aan de honderden gekleurde bloemen. Hij zat in zijn hemd in de warme lentezon, diep weggedoken in zijn boek. Tot-ie ons hoorde. “Ha Nederlanders”, wuifde hij. “Wat een paradijsje hè,” stak-ie van wal. “Tja, ik had eigenlijk allang verder moeten reizen. Maar het is hier zo fijn! Wist je dat je hier ook kunt overnachten? En ‘t kost niets!” We raakten aan de praat en voordat we er erg in hadden, bungelde de zon nog maar net boven de horizon. Continue reading

In het holst van de nacht

‘Mooi hè’, fluisterde Niels. Ik knikte alleen, zei niets, bang om de betovering te verbreken. Beide stonden we in de deuropening van Niels’ piepkleine flat in Grou. Hoog aan de hemel, waar eerder vandaag de zon zijn laatste nazomerkracht had verspeeld, schenen duizenden, miljoenen, nee miljarden kleine lichtjes. Fonkelend tussen ‘t zwart, zo ver we konden kijken. John Mayers’ stem op de achtergrond nam ons verder mee op reis door het heelal en voordat we er erg in hadden, zweefden we tussen hemellichamen die Niels geduldig bij naam noemde. ‘Er moet toch meer zijn’, zei Niels toen we na een rondje Maan, Jupiter en Mercurius weer op aarde landden. ‘Het kan toch niet zo zijn dat wij de enigen zijn?’ Continue reading

Welkom in het paradijs

“¿Eres un gringo?” Een jongen bekijkt Niels’ blonde haar dat door de regen tegen zijn voorhoofd plakt en bestudeert zijn backpack. “Soy de los paises bajos”, antwoordt Niels aarzelend. De jongen kijkt ‘m vragend aan. ‘¿Holanda?’ probeert Niels nog eens. De jongen fronst zijn wenkbrauwen. Zijn ogen blijven leeg – geen blik van herkenning, geen idee waar in de wereld dat vreemde land zou moeten liggen. Hij haalt zijn schouders op en sjokt verder. Het rode basketbalshirt reikt tot zijn knieën; zijn losse veters slepen door de modder. Wat maakt het ook uit waar we vandaan komen. Wij hebben alles wat hij ooit misschien wel had, maar in zijn eigen land is verloren. Terwijl wij van de ene wonderschone bestemming naar de andere reizen, gewoon omdat we dat willen, omdat we naar nieuwe werelden verlangen, is hij op de vlucht. Continue reading

Voorbij het kloppende hart

“En Ecuador, hoe was dat ook alweer?” Ik hoor het onszelf al afvragen als we, volgend jaar ergens, mijmerend in bed liggen – verlangend naar het grote avontuur. Ja natuurlijk, er waren de Galapagoseilanden. De onvergetelijke azuurblauwe oceaan, de zeeleeuwen, de schildpadden, leguanen, blue footed boobies, de felrode krabben, het hagelwitte strand, de lekkerste garnalen ooit. “Maar dat telt niet”, zullen we beide zeggen. Nee, de Galapagoseilanden tellen niet. Dat was een wereld op zich. Los van alles, van welke andere plek op deze aarde dan ook. Een unieke miniplaneet. Een stip op de kaart die nergens toebehoort. Wonderlijk. Zeldzaam. Maar wat was dan wel Ecuador?  Continue reading

De mysteries van het diepe

Ik vond Niels’ blik. Vanachter zijn duikbril leken zijn ogen nog groter. Even was het alsof-ie zijn hoofd schudde, – van verstomming, van ongeloof, van verwondering – maar  ach, misschien verbeeldde ik het me ook wel. Ik vond zijn hand, greep ‘m vast en voelde een schokje door mijn lijf gaan. Hij voelde het ook, dat weet ik zeker. Man o man, wat was het hier stil. Zo stil was het nog nergens geweest. Een school met duizenden ansjovisjes dreef om ons heen. De zon zette een spotlight op een grot, waar vuurrode, heldergroene en feloranje Dora’s en Nemo’s doorheen schoten. Koraal leek in slowmotion heen-en-weer te dansen, op hetzelfde ritme als Niels’ flippers. Omringd door vijftig tinten blauw zo ver we konden kijken. En daar, knagend aan een zeegrassprietje, zwom-ie: het allermooiste (oké oké, mijn mening is misschien enigszins vertroebeld) dier van de zee. Continue reading